Abstract
In 2040 zal bijna een kwart van de bevolking in Nederland 65 jaar of ouder zijn. Veel
senioren ondervinden serieuze klachten van het ouder worden; afname van het
gezichtsvermogen en een verstoord dag- en nachtritme zijn hier voorbeelden van. Dat
licht via het oog (oculair licht) hierbij een belangrijke rol speelt is bekend.
Veldonderzoeken hebben de lichtsituatie van senioren in verzorgingshuizen en van
zelfstandig-wonende senioren zo goed mogelijk in kaart gebracht [Westerlaken, Aarts,
2005]. Geconcludeerd werd dat de lichtsituatie binnenshuis vrijwel niet was afgestemd
op het verouderde oog. Als men ervan uitgaat dat alleen al door de verminderde
lensdoorlatendheid, oudere mensen een factor 3-4 meer licht nodig hebben om
hetzelfde beeld op het netvlies te krijgen als jong volwassenen, zou men voor normale
lees en schrijfbezigheden een verlichtingssterkte rond de 1500 lux nodig hebben. Dit om
deze activiteit ook langere tijd te kunnen volhouden. Zowel overdag als ’s avonds
werden deze waardes niet bereik. Gemiddeld werd rond de 350 lux in de avondsituatie
ten gevolge van kunstlicht gemeten. In de verzorgingshuizen was de situatie nog
slechter met gemiddeld 110 lux in de avondsituatie. Het was ook niet verwonderlijk dat
de senioren aangaven bepaalde inspannende oogtaken slechts korte tijd te kunnen
volhouden of dit überhaupt niet meer deden. Daarnaast was het schokkend om te
constateren dat de visus van veel van deze ouderen minder was dan 0,5. Ter indicatie;
mensen met een visus <0,5 mogen officieel niet meer in het bezit van een rijbewijs zijn.
Ook de looproutes in de woning waren onvoldoende verlicht (in de avondsituatie minder
dan 30 lux gemiddeld). Zeker als men in ogenschouw neemt dat jaarlijks 120.000
senioren ten gevolge van een val tijdelijk of langdurig medische hulp nodig heeft.
Mensen die ’s nachts uit bed moesten om b.v. naar het toilet te gaan, deden vrijwel nooit
het licht aan.
Verder werd geconcludeerd dat senioren in verpleeghuizen over het algemeen alleen
buiten komen bij mooi en warm weer. In tegenstelling tot hun vroegere jaren, toen men
nog vrijwel dagelijks buiten kwam, dutten de meeste van de onderzochte personen
overdag één of meerdere malen in en worden ze ’s nachts vaak meerdere malen wakker
(verstoord slaap-waakritme). Er leek een positief effect zichtbaar te zijn van licht op het
slaap-waakritme; senioren die vaak buiten kwamen of die een groot deel van de dag in
de raamzone doorbrachten bleken overdag minder te dutten en betere slapers te zijn
dan de senioren die minder aan daglicht werden blootgesteld. Hoewel nog weinig
bekend is over de lichtniveaus die noodzakelijk zijn voor biologische stimulatie bij
ouderen, kan wel gesteld worden dat deze belangrijk hoger moeten zijn dan bij jongeren.
Tevens zal ook gelden dat deze waarden, zoals bij jongeren, hoger zijn dan de visuele
niveaus, die nodig zijn om goed te kunnen zien.
Gezien het feit dat de gemeten niveaus al beduidend te laag zijn voor de visuele
prestatie, zal het met de biologische lichtstimulatie nog slechter gesteld zijn.
Geconcludeerd werd dat er alle aanleiding is om de lichtomstandigheden waarin
senioren leven in hun woonomgeving als ontoereikend te karakteriseren. De vraag werd
dan ook gesteld of een voor senioren aangepaste verlichting niet een eenvoudige en
goedkope manier zou kunnen zijn om gezondheid en welzijn te verbeteren .
Naar aanleiding van beide veldonderzoeken en een literatuurstudie op gebied van slaapwaakstoornissen
en licht is ondermeer de vraag gesteld in hoeverre licht een positieve
bijdrage zou kunnen leveren aan het verstoorde slaap-waakritme van senioren.
Original language | Dutch |
---|---|
Title of host publication | Syllabus Nationaal licht congres NSVV Ede, november 2005 |
Pages | 109-115 |
Publication status | Published - 2006 |